Wie is Henriëtte Bosmans?

Wie is Henriëtte Bosmans?

Wie is Henriëtte Hilda Bosmans?

(Amsterdam, 6 december 1895 - Amsterdam, 2 juli 1952)

Henriëtte Bosmans was een Nederlandse componiste en pianiste. Weliswaar ondergewaardeerd omdat ze een vrouw was, wordt ze beschouwd als één van Nederlands belangrijkste componisten uit de eerste helft van de 20e eeuw. In 1951 werd ze uitgeroepen tot ridder in de Orde van Oranje Nassau. Omdat ze zo belangrijk is geweest voor de klassieke muziek in Nederland werd in 1994 de Henriëtte Bosmansprijs in het leven geroepen: een aanmoedigingsprijs voor nieuwe, Nederlandse composities.
 

In de geest van de Duitse romantiek

Henriëtte was de dochter van Henri Bosmans, solocellist bij het Concertgebouworkest en pianiste Sara Benedicts. Haar vader overleed toen ze acht maanden oud was, ze heeft haar vader dus nooit bewust gekend. Henriëtte was Amsterdamse in hart en nieren. In haar jeugdjaren woonde ze in een statig pand aan de Weteringschans, waar alles in het teken van de muziek stond. Vele beroemde musici kwamen er over de vloer, schoven aan voor het diner of musiceerden, zoals Brahms’ favoriete violist Joseph Joachim. Henriëtte groeide op in de geest van de Duitse romantiek, wat ook van invloed zou zijn op haar eerste composities. Haar muzikale opvoeding lag in handen van haar moeder, pianodocente aan het conservatorium, die haar taak zeer serieus nam. Met groots resultaat, want Henriëtte trad op haar zeventiende al op in het Concertgebouw, onder leiding van dirigenten als Willem Mengelberg en Pierre Monteux.
 

Kamermuziek en liederen

Bij de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst in Utrecht haalde Henriëtte Bosmans cum laude het diploma piano, waarna ze theorie studeerde bij pianist, componist, maar vooral muziekpedagoog Jan Willem Kersbergen. Vanaf 1914 begon Henriëtte stukken voor piano te componeren en nam ze compositieles. In 1919 werd voor het eerst in het openbaar een vioolsonate van haar uitgevoerd. Ze schreef vooral kamermuziek en liederen. Na orkestratielessen bij Cornelis Dopper schreef ze ook orkestmuziek, vaak met een solistische rol voor de cello. Haar eerste orkestwerk Poème (1923) voor cello en orkest droeg ze op aan de Belgische cellist Marix Loevensohn.
 

Eigentijdse technieken

Om haar dominante moeder te ontvluchten had de eigenzinnige Henriëtte al jong een eigen woning betrokken. Ze woonde daar samen met celliste Frieda Belinfante, met wie ze tot 1929 een relatie had, en leidde een bohémien leven. Bij Henriëttes eerste composities, zoals Trio en Impressions, nam de cello, het instrument van Frieda, een centrale plaats in. Haar Tweede celloconcert uit 1923 droeg Henriëtte op aan Frieda, die het celloconcert in première bracht.
De brede lyrische lijnen van de romantiek speelden nog steeds een belangrijke rol in dit stuk. Dat zou veranderen. Henriëtte ontmoette de gerespecteerde componist en criticus Willem Pijper, die vond dat de verbintenis met het verleden haar kracht was, maar tegelijkertijd "haar zwakte voor de toekomst." Henriëtte ging bij Pijper in de leer. Hij liet haar kennismaken met eigentijdse technieken zoals polytonaliteit en polyritmiek. Haar stijl werd beknopter, met een fellere ritmiek, zoals te horen is in het Concertino (1928) voor piano en orkest.
In 1932 zond Henriëtte Bosmans haar Concertstuk voor fluit en kamerorkest (1929) in voor een prijsvraag van het Concertgebouworkest. Zij won de tweede prijs, maar het stuk werd pas in 1955 voor het eerst uitgevoerd, onder leiding van Eduard van Beinum met Hubert Barwahser als solist.
 

Verloofd met Francis Koene

In het begin van de jaren dertig trad Henriëtte regelmatig op met violist Francis Koene, met wie ze onder meer de solopartijen in de Nederlandse première van Alban Bergs Kammerkonzert speelde. Een stuk overigens dat door het publiek niet gewaardeerd werd.
In 1934 verloofden de twee zich. In dat jaar schreef Henriëtte het Concertstuk voor viool en orkest voor Koene, dat hij helaas zelf nooit kon uitvoeren. Hij overleed het jaar daarop aan een hersentumor. Het stuk werd door Louis Zimmermann met het Concertgebouworkest onder leiding van Willem Mengelberg voor het eerst uitgevoerd in oktober 1935.
Na het overlijden van Koene voel Henriëtte in een emotioneel gat en componeerde ze jarenlang niets meer. In 1941 werd haar door de Duitse bezetter het optreden verboden, omdat ze halfjoods was en omdat ze weigerde lid te worden van de Kulturkammer. Als pianiste kon ze alleen clandestiene concerten geven bij mensen thuis, de ‘zwarte avonden’.
 

Liederen

Bij de bevrijding van Nederland in 1945 schreef Henriëtte Bosmans het lied Daar komen de Canadezen. Gezongen door Jo Vincent, werd het lied al snel populair, hoewel sommige klassieke muziekliefhebbers het eigenlijk te banaal vonden voor een serieuze componiste. Na de Tweede Wereldoorlog begon Henriëtte weer volop te musiceren en componeren, vooral liederen. Zo schreef ze Doodenmarsch (1946) op tekst van Clara Eggink. De Nederlandse componist en muziekcriticus Marius Flothuis vond dit een van haar beste werken.
Op aandringen van Benjamin Britten zette Henriëtte in 1948 een gedicht uit Dreams van Olive Schreiner op muziek, opgedragen aan Peter Pears, de partner van Britten. In hetzelfde jaar ontmoette Henriëtte de Franse mezzosopraan Noémie Perugia, die haar partner zou worden.

In de laatste jaren van haar leven, geteisterd door ziekte, brak een nieuwe creatieve periode aan. De liederen die zij schreef en samen met Noémie Perugia uitvoerde, behoren tot de beste uit die tijd. Ook was ze muziekmedewerker van het opinieweekblad Vrij Nederland en onderhield ze een correspondentie met Benjamin Britten. De laatste twee jaar van haar leven kon Henriëtte Bosmans niet meer optreden of componeren. Ze stierf in de zomer van 1952 en werd begraven op de Amsterdamse begraafplaats Zorgvlied.
 

Kamermuziekensembles 

Als pianiste en componiste maakte Bosmans deel uit van verschillende kamermuziekensembles in Amsterdam, met onder anderen de violisten Louis Zimmerman en Francis Koene en de cellist Marix Loevensohn. Ze trad op als soliste met internationaal bekende dirigenten zoals Pierre Monteux, Willem Mengelberg, Eduard van Beinum, Sir Adrian Boult en George Szell.


Moderne stijl

Bosmans had een opmerkelijk moderne stijl, waarbij ze zich liet inspireren door de muzikale voortrekkers uit haar tijd, vooral door Debussy, maar toch haar eigen weg vond. Van haar leermeester Pijper nam ze de polytonaliteit over. Verder is haar muziek vooral impressionistisch, met een voorliefde voor onverwachte wendingen in maat- en toonsoort.